Op de noordelijke flank van de Kale Berg (bij de Lochemse Berg) is de Witte Wievenkoele, een diepe kuil waar men volgens oude verhalen in nachtelijke uren witte wieven tegen het lijf kan lopen. Uit de kuil stijgt een witte mist op. Er klinkt angstaanjagend gekrijs.
De rijke boerendochter Jonne is verliefd op Willem, een arme boerenzoon. Willem en Jonne horen bij elkaar. Johanna, de moeder van Jonne, wil echter dat haar dochter met Christiaan trouwt, een rijke boerenzoon, en verzint voor de rivalen een opdracht waarbij zij de rust van de witte wieven moeten verstoren.
"Witte wieven wit, hier breng ik oe het spit!"
Wie durft de Witte Wievenkuil te betreden?