Quasimodo

Parijs, 1482. In de schaduw van de Notre-Dame verweeft het lot van vijf personages zich: de mooie zigeunerin Esmeralda, de gebochelde klokkenluider Quasimodo, de geslepen aartsdiaken Claude Frollo, de rechtgeschapen kapitein Phoebus en de aanschouwende dichter Pierre Gringoire. Hun leven botst met de wreedheid van de middeleeuwen.

 

Quasimodo wordt door de omwonenden van de kerk in Parijs gezien als een afzichtig monster. Hij wordt net als zijn meester Frollo verliefd op het zigeunermeisje Esmeralda. Nadat zij van moord wordt beschuldigd redt Quasimodo haar van de galg. Hoewel zij zijn goedheid erkent en zich verbonden met hem voelt, kan zij zijn liefde niet beantwoorden. Het noodlot slaat toe.

 

De schrijver Victor Hugo werd op een dag rondgeleid door de Parijse kathedraal. Hij liep alleen door een van de klokkentorens en ontdekte daar een Grieks woord ANAΓKH, geschreven in de muur. Het woord betekent vertaald 'noodlot'. Hugo werd nieuwsgierig naar waarom en wie het in de muur had gezet. Zonder dat hij er enig antwoord op vond of kreeg, ontstond er een verhaal al in gedachten over een gebochelde klokkenluider. Het geschreven woord is na de ontdekking van Hugo verwijderd.